Het probleem is afgunst.
De buurman heeft een grote auto, dus ik moet ook een grote auto. Vrienden gaan op een dure vakantie dus ik moet ook op een nog duurdere vakantie.
Niet beseffende dat de auto waar je nu al in rijdt voor meer dan de helft van de wereldbevolking nooit haalbaar zal zijn. En dat de vakantie waar je al heen ging, iets is waar je grootouders alleen maar van konden dromen.
De meeste mensen, zeker mensen die dit lezen, hebben het naar alle objectieve maatstaven heel goed. Onze levens zijn oneindig veel beter dan 3 of 4 generaties voor ons. Op de schaal van de complete wereldgeschiedenis heeft de mensheid het nog nooit zo goed gehad. Maar toch is er ontevredenheid, en dat komt door: afgunst.
Ten minste zo stelt Charlie Munger, 98 jaar oud in dit filmpje (kijken).
Hij vraagt wat voor nut een Rolex heeft, want die kan alleen maar gestolen worden en je wil er alleen één omdat ie duur is. Stop met onnodig dure dingen willen, zegt hij.
Hij stelt de paradox vast dat afgunst niet tot geluk leidt, maar tegelijkertijd is het toch ook deze afgunst wat onze kapitalistische (en juist daardoor sterk verbeterde) wereld voortstuwt: want het genereert demand. Zonder het één, niet het ander? Moeten we dan toch dure dingen willen? Geen nieuwe iPhones zonder vraag naar nieuwe iPhones immers.
Iets om over na te denken. Munger eindigt door te zeggen: ik heb hebzucht overwonnen, ik geef niets om spullen. Daarbij moet ik wel even opmerken dat Munger multi-miljardair is.