George Saunders zegt het volgende over lezers en schrijvers:
Toen ik een kind was, had ik een Hot Wheels-set: stukjes plastic rails, metalen autootjes en een paar plastic ’tankstations’ op batterijen. Binnen elk station waren een paar draaiende rubberen wieltjes. De autootjes gingen daar naar binnen en werden er aan de andere kant weer uit geschoten. Als je de verschillende tankstations goed regelde, kon één autootje uren lang rijden over een circuit.
De lezer is zo’n klein autootje. De taak van de schrijver is om de tankstations zo te plaatsen dat de lezer blijft lezen en het einde van het verhaal haalt. Wat zijn dan de tankstations? Manifestaties van de schrijver zijn charme. Alles wat de lezer ertoe aanzet om door te gaan. Uitbarstingen van eerlijkheid, slimheid, krachtig taalgebruik, humor; een kernachtige beschrijving van iets in de wereld waardoor we het echt zien, een stuk dialoog die ons er doorheen trekt via zijn interne ritme — elke zin is een potentieel klein tankstation.
De schrijfster besteedt haar hele artistieke leven aan het proberen te achterhalen welke tankstations ze kan maken. Welke manieren heeft ze om de lezer over het spoor voort te stuwen? Wat doet ze in het echte leven wanneer ze op zoek gaat naar een boost van snelheid in een gesprek? Hoe vermaakt ze een persoon, hoe verzekert ze hem van haar genegenheid, hoe laat ze hem zien dat ze luistert? Hoe verleidt, overtuigt en troost ze? Welke manieren heeft ze gevonden charmant te zijn in de wereld, en wat zou het schriftelijke equivalent hiervan kunnen zijn?