Verwacht geen chronologische verhandelingen wanneer iemand als Neil Young zelf in de pen klimt om zijn biografie te schrijven. Verwacht wel een heleboel namen van mensen waar hij niet zonder had gekund, de een met nog meer talent dan de ander. Namedropping alsof het een Oscar speech is. Maar in die onslaught van namen is toch een klein kern clubje te ontdekken van mensen die steeds terug komen en die Neil Young hebben gemaakt tot de muzikale legende zoals we die kennen.
Het is de biografie van iemand die zijn hele leven ‘gebruiker’ is geweest en net een half jaar clean is en die per hoofdstuk een herinnering aanhaalt. Hierbij word je dus kris kras door de muzikale carriere van meneer Young heen getrokken. Het kan een frustrerend effect op de lezer hebben. Want er wordt continue gewisseld tussen huwelijken, CSNY, Crazy Horse, Squires, Buffalo Springfield en zijn solo carriere. En tussendoor leer je dat hij een zorgzame vader is voor 2 gehandicapte zoons en een dochter. Je komt dus veel te weten over de man zelf. Maar als je dus al niet bekend bent met zijn geschiedenis kun soms geen soep koken van de tijdslijnen die hij schetst.
Het is ook geen geromantiseerd verhaal. Wat duidelijk wordt is dat meneer Young geen benijdenswaardig leven heeft. Allerlei lichamelijke mankementen vormen een rode draad in zijn leven. Van kinderpolio, naar een scheve rug en hersenoperaties. En natuurlijk alle kapot gemaakte relaties die hij al dan niet zelf veroorzaakte. Ook wordt er meerdere malen een reeds overleden vriend aangehaald (al dan niet drugs gerelateerd). Maar dat is misschien ook te verwachten van een rocker die tegen de 70 loopt en alles heeft gezien.
Omdat hij lijkt te schrijven bij de waan van die dag is het boek ook doorspekt met hele actuele zaken waar hij druk mee. Bijvoorbeeld DE vervanger van het door hem gehate MP3 formaat: Pono. Het komt voortdurend terug. Ook is meneer Young sta-pel gek op ouderwetse autos en zijn nieuwste droom is een LincVolt te bouwen. Een energie neutrale versie van een van de grootste benzineslurpers ooit: de Lincoln Continental. Ook daar wordt de lezer tot vermoeien toe van op de hoogte gehouden.
De subtitel van het boek is over “A Hippie Dream”. Bepaalde associaties die ik met het woord hippie heb, passen wel. Maar wat me dan opvalt is de waarde die gehecht wordt aan materiële zaken (autos!) en huizen. Maar ook de dubbelzinnigheid waarop hij zijn kunst beschrijft. Aan de ene kant zweverig, alsof het een muse is die zich laat zien als het haar belieft en waar hij geen grip op heeft. Maar aan de andere kant bezitterig als het gaat om royalties en het recht dat hij zich toe-eigent om te weten waar de centen heen gaan. Het zijn soms tegenstellingen die ik niet goed kan rijmen.
Ook lijken keuzes die hij maakt in zakelijke en prive relaties soms gevolg te zijn van koppigheid of onvolwassenheid. Heel af en toe wordt er wel gereflecteerd. Maar vaak worden die situaties afgedaan met dooddoeners in de vorm van “that’s life” of “who knows, we might meet again”. Redelijk conflictmijdend. Maar het is net of hij net altijd een hoger doel nastreeft dat hij hoger acht dan relaties.
Dat lijkt het terugkerende thema te zijn. Hij is als geen ander bewust van zijn muzikale kunnen en doet alles om dat op zo perfect mogelijke manier vast te leggen.
Of dat de lezer van dit boek dan wat oplevert mag iedereen zelf bepalen, dat het de muziek luisteraar wat heeft opgeleverd mag duidelijk zijn.
PS de vormgeving, lettertype, binding, cover, fotos, en endpapers van het boek zijn een plaatje. Net zoals je gewend bent van LPs van Neil Young. Prachtig en met zorg samengesteld.