Afgelopen weekend had ik weer eens een vulpen vast. Van een van de kinderen. Ik schrijf zelf niet meer met vulpen, dat was iets van vroeger op school. Er moest een nieuwe vulling in, dus ik schreef even een stukje om de nieuwe vulling te testen.
En wat schrijf je dan? Je eigen naam natuurlijk. Dat doet iedereen denk ik.
Ik begon te schrijven en het schreef lekker soepel. Ik was daardoor niet echt aan het opletten wat ik schreef, ik was me vooral aan het verbazen hoe glad de pen over het papier gleed. Rits, zwier, kras.
Vanuit een automatisme schreef ik door, na mijn naam ook mijn adres. Dat doe je toch? Ik hield op bij de vierde letter: “zui…”.
Ik zou dus onbewust het adres opschrijven van het huis waar ik al 25 jaar niet meer woon. Het adres waar ik ben geboren. Het adres waar ik woonde toen ik zelf nog met vulpennen schreef.
De vulpen, het gevoel en geluid hadden een reflex in mijn onderbewustzijn losgemaakt. Typisch.