Vroeger wanneer je een foto maakte, dan viel het licht via een lens (en soms nog een spiegel) op een lichtgevoelige film. Het licht zoals dat in jouw ogen weerkaatste, kwam — min of meer — direct op die film terecht. En wanneer je die film dan ontwikkelde, dan had je dus een foto van wat je zag.
Vastgelegd licht.
Natuurlijk waren er allerlei manieren om met dat licht te spelen. Bij de opname of bij de afdruk. Maar hier had je als fotograaf vooral zelf invloed op en daarnaast was die invloed vrij beperkt.
Tegenwoordig wanneer je een foto maakt — met je smartphone — dan komt het licht nog wel via de lens binnen, maar daar stopt het. Want daarna wordt dat licht omgezet in nullen en enen. En gaat hier allerlei software over heen. Software met een mening. En wat op beeld staat is misschien niet meer echt wat jij zag. WYSINWYG.
Veel apps, zoals Instagram en Snapchat, doen dit heel bewust, en laten de foto’s er beter uitzien dan wat de werkelijkheid is. Een gladdere huid, grotere ogen, langere wimpers, strakkere lijn en meer. Maar de standaard camera apps doen ook al veel meer met de foto’s dan je zou denken. Ik schreef hier al eens eerder over.
Onze wereld bestaat in toenemende mate uit interactie met foto’s en filmpjes. Maar die foto’s en filmpjes zijn steeds minder de echte werkelijkheid. Het is niets minder de moderne variant van Plato’s allegorie van de grot. Waarbij wij de geketende gevangen zijn die de schimmen op de muur zien en dat aannemen voor de werkelijkheid.