Saint-Tropez heeft de naam. Maar als je dat weghaalt én de grote jachten, wat blijft er dan over? Een klein, koddig zuid-Frans kustplaatsje met een leuk haventje. Die niet per se veel groter óf kleiner is dan de Urker haven. Wel — en dat maakt het leuk — met veel meer bedrijvigheid. Boten varen af en aan. Maar geen vissersboten of gewone boten. Het gaat hier natuurlijk om de meest wanstaltige grote jachten, die allemaal zo dicht mogelijk op elkaar aan de steiger willen liggen. Als pasgeboren straatkatjes die elkaars warmte zoeken in een koude winter. Het verschil is dat deze katjes allemaal een Lambo of Ferrari voor de steiger hebben liggen en een vlag van de Kaaimaneilanden op de achtersteven.
Een mens zou zomaar kunnen denken dat het niet sjiek is om te koop te lopen met het feit dat je boot geregistreerd staat in één van ’s werelds grootste belastingparadijzen, maar hier lijkt het juist een symbol of merit. De wapperende vlag zegt: wij hebben het spel gespeeld en gewonnen. Hijs de vlag.
Het bestaat omdat het kan. En er is niemand die zegt, dit kan toch ook wel wat minder.
Allure
Saint-Tropez werd vooral bekend in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw door een aantal films in een periode dat massamedia opkwam en dat de gewone man misschien ook eindelijk eens een vakantie kon betalen. De timing was goed en zo werd en bleef (door het Lindy-effect) Saint-Tropez een trekpleister.
En daarom wordt het dorpje van nog geen 4000 inwoners elke zomer dagelijks overvallen door tienduizenden bezoekers die allemaal iets van die allure willen opsnuiven. Of vergane glorie? Want als je goed kijkt: ook in Saint-Tropez bladderen de muren, en wordt een Rolls Royce in een rommelig geasfalteerd achtersteegje geparkeerd en zijn veel geveltjes nep. Echte kunst heb ik er niet gezien in deze stad die daarom beroemd zou zijn. Ik zag wel veel kleurrijke grote beren of gorillas (leuk voor op je jacht) en vernuftig gesneden elpeetjes waar bij stond dat het art was. Gelukkig maar, want een mens kan zich anders lelijk vergissen.
Het was wel echt een leuke middag. Met pittoreske bloemrijke steegjes die niet naar pis ruiken. En het was niet eens heel overdreven druk. De perkjes zijn goed onderhouden, en er is aandacht voor het cinema verleden van de stad. Met Louis de Funès en Bardot en als je goed oplet kun je zowaar een selfie ontdekken van Aznavour en Dylan. Parkeren was onverwacht drie tot vier keer zo goedkoop als in Amsterdam. En het eten was betaalbaar, het drinken dan weer niet.
De haves en have-nots in de haven van Saint-Tropez
Voor die rijken zijn er niet één, niet twee, maar zelfs drie Hermès winkels. En de bewakers hier zijn, net als bij een aantal restaurants, opgeleid om met één fnuikende blik een einde te maken aan elke gram ambitie die je zou kunnen hebben om even in hun establissement te willen kijken. Nee meneer, dat is voor de rijken, wat denk u wel?
Die rijken pik je er zo uit. En die blijven komen omdat ze in Saint-Tropez weten hoe ze met hun type om moeten gaan. Ze willen graag behandeld worden als rijke en Saint-Tropez begrijpt dat. Wat Saint-Tropez ook begrijpt is dat de rijken en hun spulletjes de attractie zijn, en die laten zich graag ook de attractie zijn, de gewone burger komt aapjes kijken en zo is iedereen tevreden.
Wanneer we terugrijden moeten we even vaart minderen en wisselen van weghelft, want verderop ligt een Maserati in de prak. Gelukkig geen gewonden. En de eigenaar zal er geen seconde slechter van slapen.
Wat een leuke impressie van Saint Tropez.
Geflankeerd door prachtige foto’s.